Gemeenten en provincies willen uitzonderingspositie in SDE++ voor lokale kleinschalige zonneparken

Gepubliceerd op 27 april 2020 om 10:19

Gemeenten en provincies willen voor wind- en zonne-energieprojecten met aantoonbaar veel lokaal draagvlak een uitzonderingspositie in de verbrede Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE++).

 

De Nederlandse gemeenten en provincies doen deze oproep in de position paper voor de Tweede Kamer van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee vroeg onlangs een rondetafelgesprek / hoorzitting aan over de SDE++. Kernvraag is wat betreft Van der Lee hoe deze verbeterd kan worden. Voorafgaand aan de gesprekken dienen diverse stakeholders position papers in.

 

Apart financieringsinstrument zon-op-dak
De gemeenten en provincies stellen verder tevreden te zijn met het geven van voorrang aan zon-op dak boven zon op veld. ‘Dat wordt mogelijk gemaakt door zonnevelden met direct eigen verbruik – zoals bij zon op dak – de voorkeur te geven boven zonnevelden zonder direct eigen verbruik. Het hanteren van deze methodiek heeft echter wel een nadeel. Namelijk dat hierdoor grootschalige zon op dak projecten – die (veel) meer opwekken dan nodig voor eigen verbruik – door het wetsvoorstel worden ontmoedigd. Deze dienen namelijk te concurreren met reguliere zon op veld projecten, die veel goedkoper zijn en daarmee een gunstigere kosteneffectiviteit kennen. Wij zien kansen voor het installeren van zonnepanelen op middelgrote daken van corporatiewoningen, (distributie)loodsen en schuren van landbouwbedrijven. Deze daken zijn ideaal voor grootschalige zon op dak, en zouden vanwege de ruimtebesparing juist gestimuleerd moeten worden, ongeacht de mate van eigen verbruik.’

Om die reden vragen VNG en IPO om een aanpassing van de voorkeurssystematiek voor zonne-energieprojecten, waardoor ook de grootschalige zon-op-dakprojecten kans maken op subsidie. ‘Deze vallen anders tussen wal en schip’, aldus de 2 organisaties. ‘Stel een apart financieringsinstrument op voor zon-op-dak, waarbij subsidie wordt verstrekt voor de onrendabele top voor het gereedmaken van de daken. Op basis van de huidige vergoedingen liggen de terugverdientijden voor grote en middelgrote daken te hoog. Daken van landbouwbedrijven, maatschappelijke organisaties, woningcorporaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) blijven ongebruikt bij een terugverdientijd boven de 10 jaar.

Meer kansen nodig voor kleinschalige projecten
Door de voorkeur voor zon-op-daken lopen de kansen voor zon-op-landprojecten terug. ‘Onze zorg is dat dit met name ten koste gaat van de kleinschalige projecten’, schrijven VNG en IPO in hun position paper. ‘Voor deze projecten wordt het lastiger een gunstige businesscase te maken. Onze ervaring is dat er juist voor deze kleinschalige projecten veel draagvlak bestaat onder bewoners. De 30 Regionale Energiestrategieën (RES’en) bevatten veel kleinschalige (lokale) projecten, waarvan nu onduidelijk is of deze nog haalbaar zijn. Dat komt het draagvlak van de energietransitie niet ten goede. Ter illustratie, regio’s overwegen nu om hogere windturbines te plaatsen vanwege het lagere subsidiepercentage. Grotere windmolens zijn kosteneffectiever, maar de opties voor ruimtelijke inpassing zijn beperkter. In onze ogen zou SDE++ ook kansen moeten bieden voor kleinschalige projecten met veel lokaal draagvlak.’

De 2 organisaties doen daarom meerdere suggesties voor oplossingsrichtingen: ‘Creëer uitzonderingsmogelijkheden voor projecten met aantoonbaar veel lokaal draagvlak of voor projecten die met hun opbrengsten bijdragen aan fonds dat ten goede komt aan de omgeving – zoals een natuurfonds. Voeg het doen van een ‘Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse’ (MKBA) toe aan de beoordelingssystematiek, waarmee rekening wordt gehouden met ruimtelijke beperkingen, infrastructurele aanpassingen en ruimtelijke kwaliteit.’

 

Door Edwin van Gastel, Marco de Jonge Baas

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.